Dit opiniestuk werd aan de vlaamse en Waalse kranten toegzonden
op 12 januari ll.
Wegens plaatsgebrek of geen interesse is dit opiniestuk niet in hun pagina's opgenomen vandaar deze inzet.
Wij’ en ‘Zij’ / ‘Nous’ et ‘eux’ Een opiniestuk Joseph
Asselbergh en Ronald Commers
Wij’ en ‘Zij’
Uit de commentaren op en de standpunten over de
verschrikkelijke moorden die in Parijs door drie Franse criminelen, gedreven
door godsdienstwaanzin en opgedragen door buitenlandse opdrachtgevers, werden
begaan, blijkt het maatschappelijk debat over de islam in een stroomversnelling
gekomen. De omvang van het gebeurde is zo tragisch dat hij paradoxaal genoeg de
aanzet kan zijn tot een, ontwikkeling. In de speech van de Rotterdamse
burgemeester Achmed Aboutaleb, daags daarop bevestigd in het vraaggesprek met
een journalist van De Standaard, wordt een scherpe scheidingslijn getrokken
tussen ‘wij’ en ‘zij’. Een scheidingslijn die niet de moslims en niet-moslims
verdeelt, ook niet de gelovigen en niet-gelovigen, maar wel de (wij citeren):
“Mensen die zover heen zijn dat ze bereid zijn geweld te gebruiken om hun
doelen te bereiken”, en zij die de samenleving in “haar principes, haar
vrijheden en culturele opvattingen” respecteren. Zijn confrater, de
burgemeester van Antwerpen, Bart De Wever, heeft die visie nagenoeg op dezelfde
wijze vertolkt. Belangrijk is dat thans moslims die een verantwoordelijke
maatschappelijke positie bekleden zich ondubbelzinnig hebben uitgesproken over
wat er in de toekomst moet gebeuren. Mohamed Chakkar van de Federatie van
Marokkaanse Verenigingen stelde dat er een taak is weggelegd voor de imams en
leerkrachten Islam om jongeren op te leiden en te leren de tekst van Al Koran
eigentijds te interpreteren. Ook de Gentse imam Brahim Laytouss bracht die
doelstelling helder onder woorden. Die visie wordt misschien nog het scherpst
vertolkt door de Franse, in Marokko geboren, islamoloog, Rachid Benzine (Le
Soir, 8 januari), als hij onomwonden verklaart dat er snel en grondig werk moet
worden gemaakt van een gewetensonderzoek door de godsdienstige
verantwoordelijken in de moslimgemeenschappen. Daarbij moeten zij volgens hem
kritisch onderzoeken “welke islam in de moskeeën wordt onderwezen, wat de
invloed is van het Saoedi wahabisme, de Moslimbroederschap.” Het geeft ons moed
te lezen van een medeburger dat er grote nood is aan “de kritiek op vrijheid
dodende opvattingen ... om mensen de werktuigen in handen te geven, zoals
historisch onderzoek, ten einde de kritieken te interioriseren.” Rachid Benzine
betreurt dat er in moslimmiddens te lang werd getalmd, wanneer hij zegt: “Ach
indien men dat werk had gedaan 20 à 30 jaar geleden, dan zouden wij er nu niet
zo voorstaan.” Niettegenstaande de tragische gebeurtenissen van de voorbije
week, die ook het leven hebben gekost aan twee vrijmetselaars die voor de
verdediging van het vrije onderzoek en meningsuiting hebben geijverd, verheugt
het ons dit te kunnen lezen. Wij herinneren aan de woorden van wijlen Bernard
Maris, woensdag één van de twaalf slachtoffers van de executie, waarin hij
ongezouten de kritiek maakt van onze samenleving. Een samenleving, aldus
vrijmetselaar Maris, die ontmenselijkt wordt en verglijdt naar trivialiteit,
verspilling, egoïsme, geweld tout court, naar doodsdrift. Want waarover gaat de
executie van de redactieleden van het blad Charlie Hebdo eigenlijk? Gaat het
over tekeningen of gaat het over ideeën? Charlie Hebdo mag dan meest bekend
zijn door zijn cartoons, nagenoeg alle kranten hebben daags na de aanslag
bevestigd dat het blad drager is van een idee. Het mag zo zijn dat in het blad
de kracht van de tekeningen soms de ideeën, die zij vertolkten, overschaduwde,
maar ononderbroken betrof het ook een droom van een samenleving die gevestigd
is op broederlijkheid. Dat was zo bij het ontstaan toen het opkwam voor de
Algerijnse onafhankelijkheid en tegen de OAS-terreur, dat was vandaag nog zo
met een maatschappijvisie van Charlie Hebdo, zoals Bernard Maris die vertolkte
in een recent vraaggesprek (Youtube, Entretien avec Bernard Maris, geplaatst 8
januari 2015). Het blad verdedigde een toekomst van een voluit gezonde
samenleving, die voorbij de ethno-linguïstische en godsdienstige verschillen de
mens als burger in het centrum plaatst van deze broederschap die mensen zal
toelaten in voorspoed te overleven. Dat zal een samenleving zijn waarin
kritische zin, vrij onderzoek, en respect voor meningen, opvattingen en
overtuigingen als waarden gewaarborgd zijn. Het licht van levende en tastbare
waarden die, in tegenstelling tot de opvatting die zegt dat in Europa de doos
ervan leeg is, onaangetast aan het werk zijn. Dat licht moet elke dag van ons
bestaan weer worden ontdekt.‘Wij’ en ‘Zij’ / ‘Nous’ et ‘eux’ Een opiniestuk
Joseph Asselbergh en Ronald Commers 2 Laten wij, moslims en niet-moslims,
gelovigen en niet gelovigen, hierbij de woorden van de Franse schrijver van
Algerijnse afkomst, Mohamed Kacimi El Hassani, in herinnering houden. Zij
werden nu bijna 20 jaar geleden opgetekend. Met een parafrase: de inzet is niet
om te verhinderen dat de vreemdeling Europa binnenkomt, maar wel om hem tot in
het hart van haar samenleving te voeren. Of breder geformuleerd: de inzet is
niet om dat wat vreemd lijkt uit te bannen, wel om het te brengen tot in het
binnenste van wat mensen onveranderlijk denken te zijn. Joseph Asselbergh,
gewezen grootmeester van het Grootoosten van België,en Ronald Commers, gewezen
voorzittend meester van de Vrijmetselaarsloge Pieter de Zuttere, Grootloge van
België.
« Nous » et « eux »
Il
ressort des commentaires et des points de vue exprimés au sujet des horribles
assassinats perpétrés à Paris par trois criminels français, conduits par un
délire religieux et incités par des commanditaires étrangers, que le débat de
société au sujet de l’islam a redoublé d’intensité. L’ampleur de l’événement
est si tragique qu’elle peut paradoxalement constituer l’amorce d’un
développement. Dans le discours du bourgmestre de Rotterdam, Achmed Aboutaleb,
confirmé le lendemain au cours d’un entretien avec un journaliste du Standaard,
une ligne de séparation très nette est tracée entre « nous » et « eux ». Une
ligne qui ne sépare pas les musulmans et les non-musulmans, ni les croyants et
les non-croyants, mais bien (nous citons) : « Des personnes qui sont à un tel
point qu’elles sont prêtes à recourir à la violence pour atteindre leurs buts »
et celles qui respectent la société dans « ses principes, ses libertés et ses
conceptions culturelles. Son homologue, le bourgmestre d’Anvers, Bart De Wever,
a quasiment exprimé la même vision. Il est important de relever à présent que
des musulmans qui occupent une position sociale responsable se sont
explicitement prononcés au sujet de ce qui doit se produire à l’avenir. Selon
Mohamed Chakkar, de la Federatie van Marokkaanse Verenigingen (fédération des
associations marocaines), il incombe dorénavant aux imams et aux enseignants de
l’islam d’éduquer les jeunes et de leur enseigner une lecture contemporaine du
Coran. L’imam gantois Brahim Laytouss a clairement défini le même objectif. Cette
vision des choses est exprimée de manière encore plus nette par l’islamologue
français, né au Maroc, Rachid Benzine (Le Soir, 8 janvier) lorsqu’il dit sans
ambages que les responsables religieux dans les communautés marocaines doivent
entreprendre rapidement et fondamentalement un examen de conscience. Ils
doivent de plus selon lui examiner de manière critique « quel islam est
enseigné dans les mosquées, quelle est l’influence du wahabisme saoudien, la
fraternité musulmane ». Il est encourageant de lire sous la plume d’un de nos
concitoyens qu’il y a un grand besoin « d’une critique de conceptions
liberticides … et de donner aux personnes des outils tels que la recherche
historique afin d’intérioriser l’esprit critique ». Rachid Benzine déplore
qu’on ait trop tardé dans les milieux musulmans : « Si on avait fourni ce
travail voici 20 ou 30 ans, on n’en serait pas là ». Lire ceci nous comble,
malgré les événements tragiques de la semaine passée qui ont aussi coûté la vie
à deux francs-maçons qui ont milité pour la défense du libre examen et de la
libre expression de la pensée. Nous rappelons les paroles de feu Bernard Maris,
une des douze victimes exécutées, qui critiquait fermement notre société. Une
société qui selon lui devient inhumaine et tend vers la trivialité, le
gaspillage, l’égoïsme, la violence pure et simple, la colère mortelle. Au fond,
pourquoi les rédacteurs de Charlie Hebdo ont-ils été exécutés ? S’agit-il de
caricatures ou d’idées ? Bien qu’il soit surtout connu pour ses dessins,
pratiquement tous les journaux ont confirmé pendant les jours qui ont suivi
l’attentat que Charlie Hebdo était porteur d’une idée. Si même la force des
dessins a parfois éclipsé les idées défendues, elle se rapportait constamment
au rêve d’une société fondée sur la fraternité. C’était déjà le cas, dès
l’origine, en intervenant en ‘Wij’ en ‘Zij’ / ‘Nous’ et ‘eux’ Een opiniestuk
Joseph Asselbergh en Ronald Commers 3 faveur de l’indépendance de l’Algérie et
contre la terreur de l’OAS, ce l’est encore aujourd’hui à travers la vision de
la société de Charlie Hebdo, telle qu’exprimée par Bernard Maris dans un récent
entretien (YouTube, Entretien avec Bernard Maris, 8 janvier 2015). Le journal
défendait l’avenir d’une société entièrement saine qui, au delà des différences
ethniques, linguistiques et religieuses, placera la personne comme citoyen au
centre de la fraternité qui permettra à l’humanité de survivre dans la
prospérité. Ce sera une société dans laquelle l’esprit critique, le libre
examen et le respect des pensées, conceptions et convictions seront garantis
comme des valeurs. La lumière de valeurs vivantes et tangibles qui seront
effectives et intactes, contrairement à une opinion selon laquelle l’Europe en
serait dépourvue. Cette lumière doit être redécouverte chaque jour de notre
existence. Gardons à l’esprit, nous, musulmans et non-musulmans, croyants et
non-croyants, les paroles de l’écrivain français d’origine algérienne, Mohamed
Kacimi El Hassani. Elles datent d’il y a près de 20 ans. Paraphrasons :
l’objectif n’est pas d’empêcher que les étrangers pénètrent en Europe, mais
bien de les conduire jusqu’au cœur de sa société. Ou plus largement :
l’objectif n’est pas de bannir ce qui semble étrange mais bien de le mener
jusqu’au plus profond de ce que les personnes croient immuable. Joseph
Asselbergh, franc-maçon, ancien grand maître du Grand Orient de Belgique et
Ronald Commers, franc-maçon, ancien maître-président de la loge Pieter de
Zuttere, de la Grande Loge de Belgique.