Ethiek van de digitale media
Marcel Becker
In september 2012 plaatste de 15-jarige Amanda Todd een video van 9 minuten op YouTube waarin ze een reeks zelfgeschreven teksten toonde. Op die manier legde ze uit dat ze via internet contact had gehad met een vreemde man die haar complimenteerde met haar uiterlijk en haar overtuigde haar borsten te tonen. Nadien werd ze door de man gechanteerd en circuleerde haar halve naaktfoto op het internet. Amanda raakte in een depressie, kreeg paniekaanvallen en begon zichzelf te verminken. Uiteindelijk pleegde ze op 10 oktober 2012 zelfdoding. Op Facebook werden RIP Amanda Todd pagina’s geopend die door ruim 4 miljoen mensen werden bekeken. Deze zaak heeft heel wat emoties losgeweekt, vooral in Canada waar zowel politie, justitie als de politiek nagingen hoe ze dergelijke praktijken konden aanpakken. Intussen werd er een wet tegen cyberpesten goedgekeurd.
Dit voorval toont verschillende zaken aan. In de eerste plaats dat Facebook en andere sociale media massaal worden gebruikt, in het bijzonder ook door jonge tieners. In de tweede plaats dat digitale communicatie niet vrijblijvend is maar ernstig kan ingrijpen in het leven van de gebruikers. In de derde plaats dat er net zoals in de ‘echte’ wereld mensen actief zijn met goede en slechte bedoelingen. En ten vierde dat de impact van Facebook, Twitter, YouTube, Amazon, Apple, Google en andere digitale informatiegiganten en internetsites tal van ethische kwesties oproepen die tot vandaag nog te weinig doordacht zijn. In zijn boek
Ethiek van de digitale media gaat de Nederlandse docent ethiek Marcel Becker dieper in op die ethische kwesties. Zo bespreekt hij de status van vriendschappen via sociale netwerksites, de problematiek van privacy, intellectuele eigendom en fraude met gegevens. En dat levert verrassende en belangwekkende resultaten op.
Bepaalt de mens hoe hij omgaat met techniek of bepaalt de techniek het handelen van de mens? Dit is de inleidende vraag die Marcel Becker stelt. Het is de gekende tegenstelling tussen het instrumentalisme en het technologisch determinisme. Intuïtief zouden we opteren voor het eerste, maar net de massale opkomst van de digitale media geven voeding aan de tweede visie. En dat kan problematisch zijn, want ‘technologie die de keuzes voor mensen maakt, leidt tot verzwakking van het morele besef,’ aldus de auteur. In elk geval worden heel wat menselijke handelingen en ervaringen sterk bepaald door de techniek. Denk maar aan het gebruik van onze intieme gegevens voor de ‘spontane’ aanlevering van persoonsgebonden advertenties door onder meer Facebook, de door computers gestuurde algoritmen die bepalen wat we te zien en te lezen krijgen als we gebruik maken van een zoekfunctie op onder meer Google of de plotse aanblik van onze woning via Street View.
Als techniek het handelen van de mens (mee) bepaalt, wat blijft er dan nog over van de traditionele aspecten van het leven? Becker geeft het voorbeeld van ‘vriendschap’. In de echte wereld bepalen we zelf met wie we intieme relaties aangaan. Dat lijkt ook het geval met de acceptatie van vriendschapsverzoeken op Facebook. Maar mogen we hier wel spreken over echte vriendschappen? Becker hanteert hiervoor het aristotelische vriendschapsmodel dat onder meer inhoudt dat vrienden veel in elkaars nabijheid zijn. Dat is niet het geval in de digitale wereld, toch niet letterlijk. Het medium vervaagt diepgang. Nu kunnen we samen met onze ‘friends’ wel dezelfde handelingen ‘delen’, maar dat is niet hetzelfde als samen een activiteit verrichten. Natuurlijk aanvaarden we ook onze vrienden uit de offlinewereld op Facebook, maar dat vormt maar een minderheid van de meer dan 200 ‘friends’ die Facebook-gebruikers gemiddeld hebben. ‘Vrienden zijn gereduceerd tot het middel voor een doel’, aldus de auteur wat haaks staat op de categorische imperatief van Kant.
Een ander groot probleem van de digitale media is de aantasting van onze privacy. Facebook, Google en andere sites gebruiken de persoonlijke gegevens van mensen om er geld mee te verdienen. Die gegevens worden doorverkocht voor het sturen van commerciële berichten. Daar kwam al heel wat kritiek op en veel grote sites namen intussen
privacy policies aan, maar die zijn vaak onleesbaar, langdradig en ingewikkeld zodat niemand ze echt leest. Nochtans is privacy een belangrijk recht dat zelfs voorzien wordt in het artikel 12 van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens. Onze privacy erodeert in snel tempo, niet alleen op het internet, maar ook door de vele camera’s in het publieke domein. Politici zeggen dan vaak dat ‘de goeden daar niets van te vrezen hebben’, maar het blijft voor velen een akelige gedachte dat voortdurend bespied worden of dat ze met gerichte reclames via de
smartphones binnendringen in de offlinewereld.
In feite tasten die gerichte reclames een stuk van onze autonomie aan. ‘Vanuit het profiel dat van hen is opgebouwd, worden mensen voortdurend benaderd; de aangeboden keuzes zijn dus beperkt en werken alleen maar bevestigend voor hun levensstijl. Mensen zijn daardoor opgesloten in een vicieuze informatiecirkel,’ aldus Becker. Er zijn ook gevallen bekend van prijsdifferentiatie waarbij bijvoorbeeld gebruikers van een Apple-computer meer moeten betalen voor een product vanuit de veronderstelling dat de bezitter meer geld heeft dan gemiddeld. Ook dit wijkt af van de principes van een ware, transparante en eerlijke vrije markt. Nog gevaarlijker is het als de overheid dergelijke persoonlijke gegevens bewaart en gebruikt, zoals Edward Snowden onthulde. De overheid zou haar burgers juist moeten beschermen inzake hun recht op privacy. En even erg is het dat bedrijven en overheid die persoonlijke gegevens jarenlang bijhouden en ver in het persoonlijke verleden van mensen kunnen terugkijken naar voorkeuren en gedragingen. ‘De rechtstaat kan alleen bestaan als mensen hun verleden achter zich kunnen laten,’ schrijft de auteur, en terecht.
Een ander ethisch aspect is de waarde van het internet als spreekstoel in het publieke debat. In eerste instantie waren heel wat intellectuelen optimistisch. Het internet zou de kloof tussen burger en politiek verkleinen en mensen zouden meer betrokken worden bij het beleid. Tijdens de Arabische Lente werd enthousiast gedaan over Twitter en Facebook als middelen om autoritaire regimes omver te werpen. Nu, enkele jaren later, is de toon veranderd. Wie zijn informatie haalt uit het internet komt al snel in een soort fuik terecht. Gebruikers kunnen dan doorklikken naar andere sites, maar die hebben doorgaans een soortgelijke content. Op discussiepagina’s van internetsites van kranten en weekbladen, maar ook op Facebook zie je hoe ongenuanceerd, zelfs grof en brutaal heel wat reacties zijn. Becker verwijst naar Cass Sunstein die stelt dat internetgebruikers het moeilijk hebben met meningen die tegen hun eigen oordeel ingaan waardoor ze geneigd zijn naar sites te gaan die hun mening bevestigen.
Het internet kan mensen aansporen om actief op te treden tegen ondemocratische regimes, maar dat kan ook omslaan in het tegendeel. Nogal wat dictatoriale regimes manipuleren het internet, ze bespioneren als het ware de gebruikers en voeren propaganda via eigen sites. Indien nodig censureren dergelijke regimes, sluiten Google af of dwingen de grote sites om zich te conformeren met de ‘officiële’ berichtgeving. Dat neemt niet weg dat er ook positieve trends kunnen zijn die door een overheid gestimuleerd worden zoals het beschikbaar stellen van big data voor democratische controle (alhoewel men moet opletten met de privacy) en betrokkenheid van de burgers bij het beleid. In elk geval geeft
Ethiek van de digitale media een goed beeld van de bestaande ethische problemen rond het internet en verdient het verder te worden onderzocht en uitgediept. Becker heeft alvast een leerzaam boek geschreven dat nuttig is voor al wie begaan is met digitale media.
Recensie door Dirk Verhofstadt
Marcel Becker, Ethiek van de digitale media, Boom, 2015 150p.
ISBN 9789089533296
Zie ook
Liberales