Spinoza staat vandaag bekend als de radicale verlichter, de filosoof van vrijheid. Dat is slechts de halve waarheid. Voor de geniale zeventiende-eeuwse Amsterdammer draait namelijk alles rond ‘God, de mens en zijn heil’. Van bij het begin gaat het in zijn werk steeds om hetzelfde: is er een weg naar het ware geluk? Spinoza onderscheidt niet één, maar twee dergelijke wegen: de brede religieuze weg voor de massa en het steile pad van de filosofie voor de enkeling. Telkens staat God centraal. Voor de hedendaagse lezer is die obsessie met God en met religie haast onbegrijpelijk. In plaats van Spinoza aan te passen aan de huidige opvattingen, wil Herman De Dijn juist de ‘ethisch-religieuze’ kern van Spinoza’s visie herontdekken.
Spinoza is een echte anomalie. Hoewel geen christen, is hij een radicale hervormer van het christendom als massareligie. Hoewel een verlichtingsdenker, ontwerpt hij een rationele ethiek die paradoxaal genoeg uitmondt in een filosofische religie. De God van Spinoza is echter niet de God bevestigd in het theïsme en genegeerd door het atheïsme. Het is de God, Natuur, de Oer-bron van een wereld zonder zin of doel. Hoe is heil mogelijk in een dergelijke wereld?