zie ook:
Liberales
Tijdens de voorbije dertien jaar van de 21ste eeuw hebben we een opmerkelijke omslag gezien van een enorm optimisme over onze toekomst naar een bijzonder diepgaand pessimisme. De terreuraanslagen van 9/11, de globalisering, de opmars van China en India, de toenemende migratiegolven, de problemen met de multiculturele samenleving, de ecologische rampspoed, de bancaire en financiële crisis, en de moeilijkheden in tal van eurolanden, hebben een vloed van angst en onzekerheid over de mensen gestort. Het leidde tot de algemeen aanvaarde opvatting dat de ‘huidige generatie het voor het eerst minder goed zou hebben dan de vorige generatie’. Er groeit steeds meer twijfel over de positieve effecten van de ‘vooruitgang’. Sterker nog, heel wat filosofen, ook vandaag, hemelen het verleden op en pleiten voor een terugkeer naar vroeger. Ze beweren dat onze voorouders het beter hadden dan wijzelf alhoewel daar geen enkel wetenschappelijk bewijs voor bestaat. Sterker nog uit tal van cijfers weten we dat we vandaag langer, gezonder en veiliger leven.
Nostalgie en het verlangen naar vroeger zijn sterke wapenen voor populistische partijen en politici die inspelen op die angsten en onzekerheden, en daarmee het vooruitgangsgeloof steeds meer ondermijnen. Tegen die trend in schreef de jonge Nederlandse filosoof Rutger Bregman het indrukwekkende boek De geschiedenis van de vooruitgang waarin hij wijst op tal van opmerkelijke resultaten die de mens in de loop van de geschiedenis heeft verwezenlijkt. Toch beseft hij heel goed dat elke vooruitgang ook vooruitgangsvallen met zich heeft meegebracht. Daarmee keert hij zich in elk geval tegen al die filosofen en economen die geloven in het historicisme, namelijk dat de geschiedenis verloopt volgens vaste wetten en een eindpunt zal kennen. Denk aan Francis Fukuyama die na de val van de Berlijnse Muur stelde dat de liberale democratie definitief de strijd tussen de ideologieën had gewonnen. Niets van. Elke nieuwe stap in de geschiedenis, hoe positief ook, levert nieuwe problemen en uitdagingen op. En die moeten dan opnieuw aangepakt worden met als doel deze wereld leefbaarder en rechtvaardiger te maken.
Daar zijn we de voorbije eeuwen goed in geslaagd. Tot en met de 18de eeuw leefden de meeste mensen nog als slaven, horigen of lijfeigenen die er zich bij neerlegden dat ze hun lot niet in eigen handen hadden (finaal zou God oordelen). Maar vanaf de industrialisatie werkte het kapitalisme als een motor voor meer welvaart. Niet dat iedereen daar kon van genieten, denk aan de vreselijke arbeidsomstandigheden waarin volwassenen en kinderen moesten werken, maar het zorgde voor materiële en later zelfs geestelijke vooruitgang. En naarmate de interdependentie tussen de diverse landen toenam, kon geen bijna geen enkele samenleving er nog aan weerstaan. Bregman geeft ook aan wie de vooruitgang probeerde tegen te houden: de gevestigde waarden, de adel en geestelijken, die bang waren dat ze door de vooruitgang hun privilegies zouden verliezen. De Franse Revolutie betekende dan ook een ware breuk in de geschiedenis. Louis XVI werd onthoofd en de macht kwam in handen van het volk, in theorie althans want al snel begon de terreur in naam van het ‘algemeen belang’.
Toch is de vooruitgang in de afgelopen 200 jaar enorm versneld. Ondanks de enorme toename van de bevolking slaagde men erin om met betere landbouwtechnieken steeds meer voedsel te produceren. Het aantal kindersterftes daalde, de hygiëne nam toe en de levensverwachting steeg spectaculair. Ook de gewelddadigheid verminderde sterk en de welvaart steeg, eerst voor de bovenklasse, maar nadien – in weerwil van de marxistische voorspellingen – ook voor de gewone man. Dat neemt niet weg dat we de voorbije 100 jaar nog zware terugvallen hebben gekend, denk aan de twee wereldoorlogen, de moordpartijen in de Sovjet Unie, China en Cambodja, de Vietnamoorlog, en de genocide in Rwanda. Daar tegenover staat een groeiend mondiaal ethisch bewustzijn dat zich in 1948 uitte via de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens en later de oprichting van de Europese Unie. Nadat de Europese staten 2000 jaar elkaar de kop insloegen, leven we nu al bijna zeven decennia in een ruimte en tijd van ongekende vrede en welvaart.
Nogmaals, vooruitgang staat niet automatisch gelijk met morele verbetering. Denk aan de uitvinding van het gifgas, de Holocaust en de atoombom. En ook vandaag aan de opwarming van de aarde die het leven van miljoenen mensen bedreigt. Maar dat is geen reden om de vooruitgang stop te zetten, aldus de auteur. Integendeel, ‘om de grootste vooruitgangsval van de eenentwintigste eeuw te overwinnen, de klimaatcrisis, zal de vooruitgang nog veel en veel sneller moeten gaan.’ Volgens Bregman zullen we zelfs finaal tot een soort wereldregering moeten komen om dergelijke problemen aan te pakken, een gruwel voor nationalisten, maar hij heeft gelijk. Wat hij in zijn boek beschrijft is in feite de grote clash tussen progressieven (het Latijnse woord ‘progressus’ betekent vooruitgang), tegenover conservatieven. Het is een eeuwenoud dilemma, denk aan de ideeën van Plato tegen vooruitgang tegenover Epicurus die wel geloofde in vooruitgang. Tijdens de Middeleeuwen leek Plato aan de winnende hand, maar toen Descartes het principe van de ‘twijfel’ lanceerde, was het hek van de dam.
En zo laveert Bregman met zijn opmerkelijke eruditie doorheen de geschiedenis van het vooruitgangsdenken met in de hoofdrollen Adam Smith en zijn onzichtbare hand, Condorcet en zijn geloof in de gelijkheid van alle mensen, Rousseau en zijn sociaal contract, en Ayn Rand die het egoïsme predikte. Zo komt Bregman op de hedendaagse situatie met de grote financiële en bancaire crisis. Al ziet hij ook hier scherp in wie de juiste verantwoordelijke is: ‘De ideologie die verantwoordelijk is voor de huidige crisis, het “neoliberalisme”, heeft een wat onhandige benaming. Het neoliberalisme biedt geen vernieuwing van het klassieke liberalisme, maar is er een parodie op’, zo schrijft hij terecht. We zijn beland in een situatie dat hij omschrijft als de ‘depolitisering van de economie’. Het leek nog te lukken ook, denk aan de jaren ’90 van de vorige eeuw, maar nu zitten we naast die financiële crisis ook nog eens met een ecologische crisis en een ongelijkheidscrisis die de fundamenten van onze samenleving aantasten. En daarmee is ook het vooruitgangsgeloof aangetast.
Bregman beschrijft het allemaal met vlotte pen, goed doordacht en ondersteund met feiten. Hij bekritiseert het eenzijdige neoliberale denken in termen van een negatieve vrijheid, iets wat Adam Smith, John Stuart Mill en Karl Popper nooit verdedigden. We hebben vandaag te maken met een ‘gecorrumpeerde vorm van financieel kapitalisme’, schrijft Bregman, waarbij banken rekenen op hulp van de overheid om te overleven, wat in tegenspraak is met Adam Smiths uitgangspunt dat de markt zelf de risico’s moet dragen. ‘De “vrije markt” mag daarom nooit helemaal vrij zijn: hij moet worden beschermd tegen krijgsheren, maffioso, monopolisten en op hol geslagen speculanten. Want als dat niet gebeurt, zijn alleen zij werkelijk vrij.’ Maar Bregman blijft optimist, ook op andere vlakken. Denk aan de uitputting van onze energiebronnen. Dat klopt wel maar we kunnen intussen nieuwe technologieën uitwerken die de zonne-energie opslaat. En hij wijst op een ‘prettig’ neveneffect van de uitputting van bijvoorbeeld olie als energiebron: het zou het einde kunnen betekenen van tal van dictators die nu de natuurlijke hulpbronnen gebruiken om zichzelf te verrijken en de massa’s onder de militaire knoet te houden, denk aan Saoedi-Arabië en Venezuela.
Wat is ons probleem vandaag? Bregman vat het samen als volgt: ‘We houden ons te veel met onszelf bezig. We gaan gebukt onder keuzestress. We hebben het te druk. We worden gereduceerd tot economische eenheden. We stellen te hoge eisen. We weten te weinig over vroeger. (En) het vooruitgangsgeloof is zo goed als uitgestorven.’ Mensen smachten naar zekerheid. Maar daartegenover staat dat we ook geen grote dromen meer koesteren over waar we met onze samenleving naartoe willen. Bregman pleit niet voor utopische blauwdrukken maar voor grote principes die we moeten blijven verdedigen. Zoals Martin Luther King dat verkondigde in zijn bekende speech ‘I Have a Dream’. Waar dromen wij nog van? Van een volgende citytrip? Een etentje in een sterrenrestaurant? Een begroting in evenwicht? Dit boek is een stimulans om opnieuw echt te dromen van een betere wereld en er ons ook voor in te zetten. Zoals Vrijheid, Gelijkheid en Broederlijkheid. Hooggestemde idealen, voor velen te hoog gegrepen, maar toch de moeite waard om voor te vechten.
Recensie door Dirk Verhofstadt
Rutger Bregman, De geschiedenis van de vooruitgang, De Bezige Bij, 2013