Het geheim van de laatste staat
Kritiek van de transparantie
Meppel, Boom Filosofie, 2016, 272p. ISBN 9789089539632
€ 22,50
In dit spraakmakende boek formuleert Paul Frissen een fundamentele kritiek op het verlangen naar transparantie. Het geheim van de laatste staat is bedoeld voor iedereen die voorbij het transparantiedenken wil reflecteren op wat de staat nodig heeft om onze vrijheid te beschermen.
De vrijheid van de burger berust op zijn fundamentele recht op geheimen. Van de staat verwacht de burger transparantie. Om de vrijheid van de burger te beschermen heeft echter ook de staat geheimen nodig. Over deze politiek-filosofische paradox gaat Het geheim van de laatste staat. Paul Frissen formuleert een cultuurkritische beschouwing van het verlangen naar transparantie dat teruggaat tot de klassieke oudheid en in de moderniteit zijn hoogtepunt vindt. In scherpe analyses laat hij zien hoe afschuwwekkend de totale transparantie is.
Voor een ‘kleine antropologie van het staatsgeheim’ heeft de auteur gesprekken gevoerd met (voormalige) medewerkers van geheime diensten en andere betrokkenen uit het domein van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten. Geheimen en geheimhouding blijken onmisbaar voor de burger én voor de staat. Als de macht van de staat wordt bedreigd door duistere krachten in het verborgene is ook de vrijheid van de burger in gevaar. De staat moet zich kunnen wapenen tegen bedreiging van rechtstaat en democratie.
‘Paul Frissen laat overtuigend zien dat in de verhouding tussen overheid en burger een precaire balans vereist is tussen geheimhouding en transparantie, om een optimaal gevoel van veiligheid bij burgers te creëren. Zijn boek nodigt uit tot nadenken over de vraag waar de grenzen liggen voor de eisen van transparantie aan de zijde van zowel de staat als zijn onderdanen.’ – Bob de Graaff, hoogleraar inlichtingen en veiligheid aan de Nederlandse Defensie Academie en de Universiteit Utrecht
Fragment uit Het geheim van de laatste staat:
‘De spion is cultuurhistorisch een ambigu personage: soms een functionaris die een schimmig metier uitoefent gebaseerd op verraad, soms een laatste – of misschien beter: eerste – bastion tegen ondermijning van de democratische rechtsorde, soms een held uit de film noir. De regenjas symboliseert zowel dat heldendom als zijn tragiek: buiten de film mag hij nooit in de openbaarheid treden, hoe heldhaftig de operatie ook is. De cultuur van geheimhouding is voor een geheime dienst functioneel, maar kan altijd ontaarden in een cultus van geheimzinnigheid.
Daarin zien we een opmerkelijke overeenkomst met de zucht naar transparantie. Deze kan net zo pervers en gevaarlijk zijn als een ongebreidelde snuffeldrang – ‘stofzuigen’ – van geheime diensten. Het verlangen naar transparantie heeft eveneens totalitaire kanten.’
Geen opmerkingen:
Een reactie posten